FAQ valpreventie

Is er een praktijkrichtlijn valpreventie in de ziekenhuissetting?

Voor de ziekenhuissetting heeft het Expertisecentrum Val- en fractuurpreventie (EVV) dergelijke praktijkrichtlijn niet. Het EVV is bevoegd voor de thuissetting en woonzorgcentrumsetting en ontwikkelde hiervoor 2 richtlijnen. Op onze website kan u wel informatie over valpreventie bij de geriatrische patiënt in het ziekenhuis terugvinden
Voor een specifieke richtlijn omtrent valproblematiek in het ziekenhuis verwijzen we u naar de NICE (2013) Falls: assessment and prevention of falls in older people richtlijn.


Kunnen laagbedden gebruikt worden in het kader van valpreventie?

In de literatuur zijn er weinig studies die zich specifiek richten op de effectiviteit van het gebruik van laagbedden in het vermijden van vallen. Een recente overzichtsstudie (systematische review) onderzocht de effectiviteit van niet farmacologische producten i.f.v. valpreventie (1). Slechts 2 studies werden geïncludeerd op basis van hun kwaliteit. Uit beiden bleek het gebruik van lage bedden niet effectief (2,3). In 2018 werd de review van Cameron et al. geüpdatet, ook hieruit bleek onzekerheid over het effect van lage bedden op het aantal valincidenten (4).

Ook volgende informatie kan belangrijk zijn: 

  • De ratio laagbedden per patiënten dient voldoende hoog te zijn (1 laagbed per 3 patiënten) om een reductie van het aantal valincidenten te bewerkstelligen (5).
  • Laagbedden zijn aan te raden bij patiënten met een verhoogd valrisico, verwarde patiënten en patiënten met een cognitieve stoornis (6,7).
  • Het is aan te raden om een bed altijd terug op een lage positie te plaatsen. Dit zou de angst van patiënten kunnen verlagen wanneer ze in en uit het bed stappen en op die manier vallen verminderen (6,7).
  • De procedure van het verlagen van het bed naar de laagste positie moet worden gehandhaafd en gecontroleerd op regelmatige basis als onderdeel van het valpreventieprogramma van het ziekenhuis (6).


Referenties
1. Rimland JM, Abraha I, Dell’Aquila G, Cruz-Jentoft A, Soiza R, Gudmusson A, et al. Effectiveness of Non-Pharmacological Interventions to Prevent Falls in Older People: A Systematic Overview. The SENATOR Project ONTOP Series. PloS One. 2016;11(8):e0161579.

2. Cameron ID, Gillespie LD, Robertson MC, Murray GR, Hill KD, Cumming RG, et al. Interventions for preventing falls in older people in care facilities and hospitals. Cochrane Database Syst Rev. 2012 Dec 12;12:CD005465.

3. Hempel S, Newberry S, Wang Z, Booth M, Shanman R, Johnsen B, et al. Hospital fall prevention: a systematic review of implementation, components, adherence, and effectiveness. J Am Geriatr Soc. 2013 Apr;61(4):483–94.

4. Cameron ID, Dyer SM, Panagoda CE, Murray GR, Hill KD, Cumming RG, Kerse N. Interventions for preventing falls in older people in care facilities and hospitals. Cochrane Database Syst Rev. 2018 Sep 7;9(9):CD005465. doi: 10.1002/14651858.CD005465.pub4. PMID: 30191554; PMCID: PMC6148705.

5. Barker A, Kamar J, Tyndall T, Hill K. Reducing serious fall-related injuries in acute hospitals: are low-low beds a critical success factor? J Adv Nurs. 2013; 69(1), 112-121. doi:10.1111/j.1365-2648.2012.05997.x

6. Tzeng HM, Yin CY. Heights of occupied patient beds: a possible risk factor for inpatient falls. J Clin Nurs. 2008; 17(11), 1503-1509. doi:10.1111/j.1365-2702.2007.02086.x

7. Tzeng HM, Yin CY, Anderson A, Prakash A. Nursing staff's awareness of keeping beds in the lowest position to prevent falls and fall injuries in an adult acute surgical inpatient care setting. Medsurg Nurs. 2012; 21(5), 271-274.

Iemand in mijn familie / omgeving is gevallen, hoe kan ik helpen?

Je bent niet alleen, 1 op 3 ouderen (>65j) valt minstens 1 maal per jaar.

Wil je helpen om vallen te voorkomen, ga dan na wat de mogelijke oorzaken en gevolgen zijn van een val. Daarnaast voorzien we ook nuttige tips die kunnen helpen om vallen te voorkomen.

Tot slot kan u op onze website een uitgebreid aanbod aan materialen terugvinden:

  • Sensibiliseringsmateriaal:
    • Flyers en folders
    • Affiches
    • Placemats
    • Banners en kubustotems
  • Checklists
  • Activiteiten en oefenmaterialen


Zijn er specifieke oefenprogramma's voor valpreventie?

Bewegen speelt een belangrijke rol in valpreventie. Verminderde spierkracht en problemen met evenwicht of mobiliteit behoren namelijk tot de belangrijkste valrisicofactoren. Er zijn verschillende manieren om voor jou het gepaste oefenprogramma voor valpreventie te vinden:

Kinesitherapie
Het verlies van spierkracht en balans kan het gevolg zijn van verschillende oorzaken. Een kinesitherapeut is opgeleid om stoornissen van de kracht, balans of beweeglijkheid te onderzoeken en behandelen. Op basis van de klinische bevindingen wordt er een programma op maat gemaakt. Om terugbetaling te verkrijgen via het ziekenfonds dient je huisarts een voorschrift op te maken voor behandeling of een consultatief kinesitherapeutisch onderzoek. Indien uit het onderzoek blijkt dat je een verhoogd valrisico hebt, zal je tot 60 zittingen per jaar een terugbetaling ontvangen voor begeleide kinesitherapie.

Vlaams Otago oefenprogramma
Het Vlaams Otago oefenprogramma is een individueel thuisoefenprogramma, bestaande uit spierverstevigende oefeningen, evenwichtsoefeningen en een wandelschema. Het oefenprogramma is ontwikkeld om het aantal valincidenten bij ouderen te verminderen - het evenwicht, de spierkracht, mobiliteit, coördinatie en algemene lichaamshouding te verbeteren - het zelfvertrouwen te verhogen - valangst te verminderen - sociale contacten en de zelfstandigheid van ouderen te bevorderen. De oudere wordt individueel begeleid door een daarvoor opgeleide instructeur gedurende een periode van minstens 12 weken en wordt via telefonische contacten en huisbezoeken verder opgevolgd. Het wereldwijd bekende Otago oefenprogramma, dat oorspronkelijk ontwikkeld en getest werd in Nieuw-Zeeland, werd door het Expertisecentrum Val- en fractuurpreventie Vlaanderen geëvalueerd en bijgestuurd aan de context en specifieke gezondheidszorg van Vlaanderen.

Bewegen op Verwijzing
Bewegen op verwijzing helpt mensen met een gezondheidsrisico op weg naar een actiever leven. Het programma richt zich ook op mensen met bepaalde gezondheidsrisico’s waaronder ook valrisico bij ouderen. Je huisarts kan je d.m.v. een verwijsbrief doorverwijzen naar een coach in jouw buurt tegen een erg lage prijs. Die coach zal samen met jou een beweegplan op maat opstellen dat aangepast is aan je gezondheid. Opgelet! Op dit moment hebt u geen verwijsbrief nodig en kan u rechtstreeks contact nemen met een beweegcoach in uw regio.

Hoe kan men in het ziekenhuis screenen voor oudere patiënten met een hoog valrisico?

Screenen van het valrisico in het ziekenhuis (voorspellen van wie er wel en niet zal vallen tijdens de opnameperiode in het ziekenhuis) is bijzonder moeilijk. In de meest recente literatuuroverzichten en internationale richtlijnen wordt geen enkel van de screeningsinstrumenten aanbevolen omdat ze niet sensitief en specifiek genoeg zijn (1-5).

Onderzoek toont bijvoorbeeld aan dat de STRATIFY bij oudere gehospitaliseerde patiënten een matige tot zwakke sensitiviteit kent en daarnaast een hoog aandeel van vals-negatieve resultaten (6, 7). Hetzelfde geldt voor andere screeningsinstrumenten die onvoldoende sensitief en specifiek zijn (e.g. Morse Fall Scale, Hendrich Fall Risk Model I & II, Conley scale, etc.) (1, 3, 4, 8).

Tot op heden bestaat er dus geen goed screeningsinstrument om bij opname van een oudere patiënt in het ziekenhuis een verhoogd valrisico te identificeren. Dit doet ons besluiten dat het momenteel géén zin heeft om de beperkte middelen en personeel te gebruiken om patiënten te gaan screenen op een verhoogd valrisico. De Nice guidelines bevelen aan om alle 65-plussers opgenomen in het ziekenhuis als hoog risico in te schatten. Volgens hen is het dus best om niet te screenen en meteen een multifactoriële evaluatie ter identificatie van eventuele valrisicofactoren uit te voeren bij gehospitaliseerde oudere patiënten. Een multifactoriële evaluatie heeft tot doel een gedetailleerde en systematische evaluatie uit te voeren van de valgeschiedenis en de meest voorkomende en wijzigbare valrisicofactoren. Deze evaluatie dient bij voorkeur interdisciplinair te gebeuren. Aansluitend is het belangrijk om bij de aanwezige valrisicofactoren meteen interventies in te plannen en hiervoor een opvolgmoment in te plannen (5).

Het Belgisch College van Geneesheren voor de Dienst geriatrie adviseert in hun richtlijn om het risico bij opname alsnog te bepalen op basis van een tweetal criteria (lees hier meer over screenen in het ziekenhuis). De persoon is een risicopatiënt indien:

- Hij/zij in het ziekenhuis opgenomen is omwille van een val, gevallen is in de afgelopen 6 maanden of gevallen tijdens de hospitalisatie.

OF

- De gezondheidswerkers oordelen dat hij/zij een verhoogd valrisico heeft.

Let wel op: De richtlijn van het Belgisch College van Geneesheren voor de Dienst geriatrie is echter ouder dan de recentere Nice guidelines (9).

Referenties
1. Meyer G, Möhler R, Köpke S. Reducing waste in evaluation studies on fall risk assessment tools for older people. J Clin Epidemiol. 2018;102:139-43.
2. Haines TP, Hill K, Walsh W, Osborne R. Design-related bias in hospital fall risk screening tool predictive accuracy evaluations: systematic review and meta-analysis. The journals of gerontology Series A, Biological sciences and medical sciences. 2007;62(6):664-72.
3. Matarese M, Ivziku D, Bartolozzi F, Piredda M, De Marinis MG. Systematic review of fall risk screening tools for older patients in acute hospitals. J Adv Nurs. 2015;71(6):1198-209.
4. Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie. Richtlijn Preventie van valincidenten bij ouderen. 2017.
5. Centre for Clinical Practice at N. Falls: assessment and prevention of falls in older people. Clinical guideline. 2013.
6. Milisen K, Staelens N, Schwendimann R, De Paepe L, Verhaeghe J, Braes T, et al. Fall Prediction in Inpatients by Bedside Nurses Using the St. Thomas's Risk Assessment Tool in Falling Elderly Inpatients (STRATIFY) Instrument: A Multicenter Study. Journal of the American Geriatrics Society. 2007;55(5):725-33.
7. Oliver D, Papaioannou A, Giangregorio L, Thabane L, Reizgys K, Foster G. A systematic review and meta-analysis of studies using the STRATIFY tool for prediction of falls in hospital patients: how well does it work? Age and Ageing. 2008;37(6):621-7.
8. Aranda-Gallardo M, Morales-Asencio JM, Canca-Sanchez JC, Barrero-Sojo S, Perez-Jimenez C, Morales-Fernandez A, et al. Instruments for assessing the risk of falls in acute hospitalized patients: a systematic review and meta-analysis. BMC health services research. 2013;13:122-.
9. Milisen K, Lambert M, Van Den Noortgate N, Baeyens JP, Boonen S, Coolens P, et al. Valpreventie bij geriatrische patiënten opgenomen in het ziekenhuis. Leuven : Acco; 2009.

Is het gebruik van antislip sokken aan te raden?

Antislip sokken zijn enkel te overwegen als tijdelijke oplossing in afwachting van gesloten schoenen (bijvoorbeeld bij een acute ziekenhuisopname waarbij nog geen veilig schoeisel aanwezig is). Een belangrijk nadeel van antislip sokken is dat ze de voet niet vast omsluiten. Daarnaast is het afrollen van de voet bij het stappen bij ouderen soms beperkt. De oudere persoon zou dan meer kunnen gaan slepen met de voeten, waarbij de antislip van de sok op zich het valrisico kan verhogen. Verder is er een groot kwaliteitsverschil tussen de aangeboden sokken, waarbij sommigen voor een zekere stroefheid tussen sok en ondergrond zorgen. Dit kan een onterecht gevoel van veiligheid geven. Foutief gebruik van de antislip sok (bijvoorbeeld binnenstebuiten aantrekken) en een onvoldoende therapietrouw kunnen het effect eveneens negatief beïnvloeden. Indien het aantrekken van degelijk schoeisel een probleem vormt, kunnen hulpmiddelen en aanpassingen in het aantrekken van schoenen een oplossing bieden. Tot slot is het belangrijk te vermelden dat over antislip sokken weinig evidentie in de huidige wetenschappelijke literatuur aanwezig is. De schaarse evidentie over een al dan niet positief effect op het aantal valincidenten is niet eenduidig en de uitgevoerde studies lijden vaak onder belangrijke methodologische beperkingen.


Zijn heupbeschermers aan te raden in het kader van valpreventie?

Een val heeft tal van psychosociale, economische en fysieke gevolgen, zoals bijvoorbeeld valangst, kneuzingen en heupfracturen. Afhankelijk van de woonplaats (thuis of in het woonzorgcentrum), leidt ongeveer 1 tot 5% van alle vallen tot een heupfractuur. De gezondheidskosten die gepaard gaan met een heupfractuur worden in België geschat op gemiddeld €11.500 per persoon (1). Omdat niet alle valincidenten te voorkomen zijn, dient er ook ingezet te worden op fractuurpreventie. Een voorbeeld van fractuurpreventie is een heupbeschermer.

Een heupbeschermer is een soort schelp die kan worden aangebracht in speciaal daarvoor ontwikkelde kleding of ondergoed of schelpen die in de gewone kledij kunnen worden geplaatst. Het doel van deze bescherming is de energetische impact van een direct trauma op de heup te verminderen. 
Deze beschermers kunnen worden opgedeeld in zachte en harde schelpen of kussens. De zachte varianten vangen de lokaal ontwikkelde energie op die vrijkomt bij een val. De harde varianten verspreiden de energie naar de omliggende spieren en weke weefsels, weg van het dijbeen (2). Als de heupbeschermer gedragen wordt op het moment van een val, kunnen specifieke heupbeschermers het risico op een fractuur tot 80% reduceren (3–6). 

Een belangrijke voorwaarde voor het gebruik van een heupbeschermer is therapietrouw (6–8). Daarom kan het dragen van een heupbeschermer enkel worden overwogen bij ouderen waar een goede garantie is op het dragen van de heupbeschermer. 
Therapieontrouw is bij ouderen vaak een groot probleem, omdat bijvoorbeeld de oudere niet gelooft in de effectiviteit van heupbeschermers, de extra moeite of tijd die nodig is om heupbeschermers aan te doen en te dragen, de aanwezigheid van urinaire incontinentie of ongemak als de heupbeschermer niet goed zit of omwille van fysieke problemen ten gevolge van musculoskeletale aandoeningen (7,8). Wanneer de heupbeschermers verkeerd geplaatst worden kunnen zij zorgen voor irritatie en een verhoogde druk op de grote trochanter.  
Ook zorgverleners ervaren barrières voor het gebruik van heupbeschermers. Een hoge werklast, gebrek aan communicatie en documentatie; en een negatieve attitude ten aanzien van heupbeschermers hebben een invloed op het gebruik van heupbeschermers (7). 
Een betere therapietrouw werd vastgesteld bij bewoners in het woonzorgcentrum met een hogere graad van afhankelijkheid en cognitieve achteruitgang. In vergelijking met zelfstandige bewoners in het woonzorgcentrum of thuiswonende ouderen kan de therapietrouw bij deze groep van afhankelijke bewoners immers beter door het personeel gewaarborgd worden (4). 

Het gebruik van heupbeschermers is dus enkel aan te bevelen bij ouderen met een hoog val- en fractuurrisico; en waarbij een goede therapietrouw gewaarborgd kan worden. Er dient steeds voldoende aandacht te gaan naar het comfortabel en veilig gebruik van de heupbeschermer. Let zeker op voor: pijn door druk van randen van de schelpen, doorligwonden, irritatie van de huid, juiste positie van de schelpen ter hoogte van de grote trochanter en de kostprijs van de heupbeschermer. Naast het gebruik van heupschermers dienen ook het belang van de klassieke valpreventie maatregelen en het eventueel opstarten van osteoporose medicatie met de patiënt besproken te worden.

Literatuurlijst
1. Svedbom A, Hernlund E, Ivergård M, Compston J. Osteoporosis in the European Union : a compendium of country-specific reports. Arch Osteoporos. 2013;8(137). 
2. Laing AC, Robinovitch SN. The Force Attenuation Provided by Hip Protectors Depends on Impact Velocity , Pelvic Size , and Soft Tissue Stiffness. J Biomech Eng. 2018;130(December 2008):1–9. 
3. Kannus P, Parkkari J, Niemi S, Pasanen M, Palvanen M, Järvinen M, et al. Prevention of hip fracture in elderly people with use of a hip protector. N Engl J Med. 2000;343(21):1506–13. 
4. Bentzen H, Bergland A, Forse L. Risk of hip fractures in soft protected , hard protected , and unprotected falls. Inj Prev. 2008;14:306–10. 
5. Forsén L, Sogaard AJ, Sadvig S, Schuller A, Roed U, Arstad C. Risk of hip fracture in protected and unprotected falls in nursing homes in Norway. Inj Prev. 2004;10:16–20. 
6. Santesso N, Carrasco-Labra A, Brignardello-Petersen R. Hip protectors for preventing hip fractures in older people ( Review ). Cochrane Database Syst Rev. 2014;(3). 
7. Korall AMB, Feldman F, Dcott V, Wasdell M, Gillan R, Ross D, et al. Facilitators of and Barriers to Hip Protector Acceptance and Adherence in Long-term Care Facilities: A Systematic Review. J Post-Acute Long-Term Care Med. 2015;16(3):185–93. 
8. Milisen K, Coussement J, Boonen S, Geeraerts A, Druyts L. International Journal of Nursing Studies Nursing staff attitudes of hip protector use in long-term care , and differences in characteristics between adherent and non-adherent residents : A survey and observational study. Int J Nurs Stud [Internet]. 2011;48(2):193–203. Available from: http://dx.doi.org/10.1016/j.ijnurstu.2010.07.008

Welke praktijkrichtlijnen zijn er beschikbaar over valpreventie?

Met betrekking tot richtlijnen voor valpreventie zijn er 3 belangrijke setting waarvoor er richtlijnen zijn:

Thuissetting:
De praktijkrichtlijn Valpreventie bij thuiswonende ouderen: Praktijkrichtlijn voor Vlaanderen’ (ontwikkeld door het EVV).

Residentiële setting:
De praktijkrichtlijn Valpreventie in Woonzorgcentra: Praktijkrichtlijn voor Vlaanderen’ (ontwikkeld door het EVV).

Ziekenhuissetting:
De praktijkrichtlijn ‘Valpreventie bij de geriatrische patiënt in het ziekenhuis’. Het Belgisch College van Geneesheren voor de Dienst Geriatrie heeft in 2007, in samenwerking met een aantal experten en medewerkers uit klinische en wetenschappelijke instellingen, een leidraad ontworpen voor een uniforme aanpak van valproblematiek op de G-dienst in het ziekenhuis. In het voorjaar van 2008 werd in een pilootstudie de haalbaarheid van deze richtlijn in de praktijk nagegaan. De richtlijn zal voorlopig niet worden geupdate. Voor een meer recentere richtlijn kan NICE (2013). Falls: assessment and prevention of falls in older people geraadpleegd worden.

Is de praktijkrichtlijn ‘Valpreventie bij thuiswonende ouderen in Vlaanderen’ en ‘Valpreventie in Woonzorgcentra, Praktijkrichtlijn voor Vlaanderen’ ook toepasbaar op ouderen met cognitieve stoornissen/dementie?

De effectiviteit van een multifactoriële valevaluatie en -interventie is enkel aangetoond bij cognitief intacte ouderen. Voor ouderen met cognitieve stoornissen en dementie is er tot op heden onvoldoende onderzoek verricht naar de effectiviteit van valpreventiestrategieën. Er zijn dus geen argumenten om voor of tegen deze aanpak te adviseren. Naast de mentale status op zich komen de meeste risicofactoren bij ouderen met cognitieve achteruitgang en dementie overeen met de risicofactoren bij ouderen die cognitief intact zijn. Om die reden adviseren we om bij de groep met cognitieve stoornissen deze praktijkrichtlijnen - daar waar mogelijk en op basis van het klinisch oordeel - toe te passen. Wilt u graag meer te weten komen over dementie in het algemeen, neem dan eens kijkje op www.dementie.be.

Welke kwaliteitsindicatoren zijn er in Vlaanderen voorhanden in het kader van valproblematiek bij ouderen?

Vlaamse woonzorgcentra zijn verplicht om indicatoren over de kwaliteit van zorg en veiligheid twee maal per jaar door te geven aan Zorg en Gezondheid (Vlaams indicatorenproject voor woonzorcentra: VIP WZC). Ook valpreventie maakt onderdeel uit van deze indicatoren. Zo moet binnen de woonzorgcentra “het percentage bewoners met één of meer valincident(en) in de afgelopen maand” en “het percentage met twee of meer valincidenten in de afgelopen maand” opgevolgd en doorgegeven worden.

Binnen de thuissetting geeft de vijfjaarlijkse nationale Gezondheidsenquête (Health Interview Survey – HIS, 2013), uitgevoerd door het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV), een overzicht van parameters die interessant zijn in het kader van valincidenten en valpreventie bij thuiswonende ouderen. Verder hebben sommige thuiszorgorganisaties hun eigen intern registratiesysteem om valincidenten op te volgen.

Voor ziekenhuizen zijn er eveneens vooropgestelde kwaliteitsindicatoren voorhanden. ‘Valincidenten’ maken hier echter geen deel van uit. De meeste ziekenhuizen beschikken daarentegen over een interne registratiesysteem om gegevens in het kader van valpreventie op te volgen. In de literatuur wordt het aantal valincidenten in ziekenhuizen meestal uitgedrukt in aantal valincidenten per 1000 ligdagen of het aantal valincidenten per bed per jaar, gecorrigeerd voor de bezettingsgraad. Op die manier kan het aantal valincidenten gestandardiseerd worden.

Tot slot kan door de registratie van de Medische Gegevens van de Minimale Ziekenhuisgegevens (MG-MZG) bij ontslag van een patiënt gebruik worden gemaakt van bepaalde items die gecodeerd worden aan de hand van de ICD-10-BE (classificatiesyteem om aan pathologie gerelateerde data systematisch te delen, te bewaren en te bevragen). Het registreren van letsels maakt hier onderdeel van uit. Aangezien valincidenten vaak gepaard gaan met letsels, meer bepaald met fracturen, kan deze registratie als indirecte indicator gebruikt worden.

Ongeacht de setting is interpretatie binnen de juiste context en nodige nuancering van deze indicatoren/parameters noodzakelijk.

keyboard_arrow_up

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

{{ popup_title }}

{{ popup_close_text }}

x