Richtlijn Belgian Bone Club

Osteoporose is een systemische skeletaandoening en wordt gekenmerkt door structurele achteruitgang van het bot dat leidt tot lagere botdichtheid en aantasting van de micro-architectuur van het bot. Hierdoor neemt de kwetsbaarheid van het bot en het risico op spontane fracturen of valgerelateerde fracturen toe1-2. Mogelijks wijzigt bij osteoporose de lichaamshouding, wat ook het risico op vallen zou kunnen beïnvloeden1. Osteoporose wordt geassocieerd met een significante stijging in mortaliteit, morbiditeit en kosten. De menopauze wordt als een belangrijke risicofactor beschouwd om osteoporose te ontwikkelen1. Het is dus van belang om osteoporose adequaat op te sporen, te diagnosticeren, te behandelen en op te volgen bij postmenopauzale vrouwen.

De Belgian Bone Club (BBC) heeft de gepubliceerde richtlijn voor de multidisciplinaire behandeling van postmenopauzale osteoporose van 2010 geüpdatet. Deze update heeft betrekking tot de screening, de diagnose, de behandeling en de monitoring van postmenopauzale osteoporose.  Op basis van negen onderzoeksvragen, werden vijfentwintig aanbevelingen geformuleerd.

Om deze richtlijnen te kunnen ontwikkelen, deed de Belgian Bone Club (BBC) een systematisch onderzoek in verschillende databanken (Medline, the Cochrane Database of Systematic Reviews en Scopus). Netwerkmeta-analyses, meta-analyses, systematische reviews, op evidentie gebaseerde klinische richtlijnen en aanbevelingen die waren gepubliceerd in 2010 tot 2020 vormden het fundament voor de update van de BBC richtlijn. Elke aanbeveling werd vervolgens voorgelegd aan een expertenpanel3.

In totaal werden 129 artikels geïncludeerd en kwamen volgende aanbevelingen naar voren3.

Screening

Zowel identificatie van de risicofactoren als screeningsinstrumenten kunnen worden overwogen als strategie voor osteoporosescreening. Er is echter geen sterke evidentie over welk screeningsinstrument de voorkeur geniet.  De eerste screening dient op de leeftijd van 50 jaar te gebeuren of eerder als de menopauze vroeger optreedt. Er kan worden overwogen om na 2 jaar opnieuw te screenen3.

Diagnose

Voor het stellen van de diagnose van osteoporose en het inschatten van het fractuurrisico dienen DXA, FRAX® (Fracture Risk Assesment Tool) of Garvan en een voorgeschiedenis van osteoporotische fracturen in rekening te worden gebracht. Met DXA kan de botdichtheid worden bepaald en met FRAX® of Garvan het fractuurrisico. Klassieke röntgenopnames van de wervelkolom zijn aangewezen om een wervelfractuur aan te tonen. Een alternatief hiervoor is VFA (vertebral fracture assessment) met DXA. Patiënten met een recente (<2 jaar) belangrijke osteoporotische fractuur (wervel, bekken, heup, femur, pols) mogen worden beschouwd als een zeer hoge risicogroep. Overige patiënten worden ingedeeld naar hoog of laag fractuurrisico naargelang hun botdichtheid en/of hun risico voor een belangrijke osteoporotische fractuur en/of hun risico op een heupfractuur 3

Behandeling

De behandeling van osteoporose kan bestaan uit zowel een niet- farmacologische behandeling als een farmacologische behandeling.

De niet-farmacologische behandeling omvat educatie van patiënten (ongeacht hun fractuurrisico), fysieke activiteit en oefentherapie (training op weerstand, training op spiersterkte en wandelen aangepast aan de mogelijkheden van de patiënt) en de inname van calcium (1.200mg/dag met voorkeur voor inname via de voeding) in combinatie met vitamine D (800 tot 1000IU/dag)4.

De farmacologische behandeling wordt door het fractuurrisico van de patiënt bepaald. Bij een zeer hoog fractuurrisico kan er gebruik worden gemaakt van anabole therapie. Antiresorptieve therapie wordt aanbevolen bij een hoog fractuurrisico. Bij vrouwen (<65 jaar) met een hoog risico op wervelfracturen, maar een laag risico op een heupfractuur kan worden overwogen om te behandelen met SERM’s (Selective Estrogen Receptor Modulators). Deze therapie heeft als bijkomend voordeel preventie van borstkanker. Hormoontherapie kan worden gebruikt bij een laag fractuurrisico in een zo laag mogelijke dosis, voor een korte periode en als de patiënt een laag risico heeft op beroerte en trombo-embolische ziekten4.


Monitoring

De behandeling van osteoporose kan worden gemonitord aan de hand van klassieke röntgenbeelden, DXA (+/-VFA) en botombouwmerkers. De botdichtheid kan opnieuw worden bepaald na 2 tot 5 jaar, in functie van de al dan niet gebruikte medicatie. Het monitoren van de markers van de botombouw (s-CTX en P1NP) kan worden overwogen bij behandelingsfalen, twijfel over therapeutische adherentie en absorptie, of na 3 maanden. De farmacologische behandeling doorgeven, aanpassen en stoppen dient te gebeuren in overstemming met de aard van de interventie en de behandelingsdoelstellingen4.

Meer informatie vindt u terug op deze website.

Een Nederlandse samenvatting van de richtlijn werd gepubliceerd in het tijdschrift Ortho-Rheumato.

Deel 1 kan u hier vinden.

Deel 2 kan u hier vinden.

Literatuur

1. Cosman F, de Beur SJ, LeBoff MS, Lewiecki EM, Tanner B, Randall S, Lindsay R. Clinician’s guide to prevention and treatment of osteoporosis. Osteoporosis international, 2014;25(10) 2359-2381.

2. Boelens C, Hekman E, Verkerke G. Risk factors for falls of older citizens. Technology and Health Care 2013;21:521-33.

3. Van Nieuwenhove, A. (2020). Nieuwe richtlijnen van de Belgian Bone Club voor de behandeling van postmenopauzale osteoporoze (Deel 1). Ortho-Rheumato, 2020; 18(1) 16-20.

4. Van Nieuwenhove, A. (2020). Nieuwe richtlijnen van de Belgian Bone Club voor de behandeling van postmenopauzale osteoporoze (Deel 1). Ortho-Rheumato, 2020; 18(1) 16-20.

keyboard_arrow_up

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

{{ popup_title }}

{{ popup_close_text }}

x